Vijftig jaar na de uitgave van De Nederlanden in Frankrijk, een beknopte encyclopedie geschreven door Jozef Van Overstraeten en uitgegeven door de Vlaamse Toeristenbond, keer ik terug naar Noord-Frankrijk. Ik laat me aanvankelijk leiden door het boek, maar kijk vooral wat er in die vijftig jaar veranderd is en ook wel wat er gelijk is gebleven.
66,4 kilometer moet ik rijden van thuis tot in Grevelingen, zegt Google maps. In vogelvlucht misschien maar 50 km, denk ik. En het eerste wat me dan te binnen schiet: ik moet toch eens om die jodiumpillen bij de apotheker. Want het is natuurlijk niet anders: wie “Gravelines” zegt, denkt er meteen de kerncentrale bij. Wie van Dover naar Duinkerke vaart, ziet ze als een monster opdoemen vlak voor je de haven invaart.
Bunker of atoomschuilkelder
En toch is de centrale niet manifest aanwezig in het stadje. Je ziet ze niet vanuit de binnenstad en evenmin van op het strand, want ja, Grevelingen is ook gewoon een badplaats. Het strand is afgeschermd van het zicht op de kerncentrale doordat het een beetje in een baai ligt en dat er een duin tussen zee en centrale ligt. Op een paar honderd meter van de centrale ligt Camping des Dunes, met naast de receptie een grote betonnen bunker. Ik weet niet of het een overblijfsel is van de Atlantikwal, de kustverdediging van de Duitsers tijdens de Tweede Wereldoorlog, of een atoomschuilkelder…
Eigenlijk heet het badplaatsje Petit-Fort-Philippe, naar analogie van Grand-Fort-Philippe aan de overkant van de Aa, die hier gekanaliseerd is. Die naam danken ze aan de Spaanse koning Filips II die de haven, die al onder Graaf van Vlaanderen, Diederik van de Elzas, was ontstaan, verder uitbouwde. De haven van Grevelingen was belangrijk om de haringvangst en, samen met Nieuwpoort en Duinkerke, het mekka voor de IJslandvaart. Nu lijkt er maar weinig bedrijvigheid meer in het haventje. Het vuurtorentje geeft het badplaatsje een aparte sfeer.
© Michael Depestele
Vauban in volle pracht
Maar je komt niet naar Grevelingen voor het strand, daarvoor zijn tientallen andere heerlijk rustige badplaatsen langsheen de Opaalkust. Wie naar Grevelingen komt en er nooit eerder is geweest wordt zowat met verstomming geslagen als je de stadsgrenzen bereikt. Nooit eerder werd ik zo getroffen door een intacte Vaubanvesting als hier. Niet dat ik ze over heel de Nederlanden en Frankrijk al gezien heb, maar ik ken er toch nogal wat: Ieper, Menen, St.-Winoksbergen, Maubeuge, Montreuil-sur-Mer, … En nu rij ik bijna achteloos via de GPS naar het stadje Grevelingen, omdat Jozef Van Overstraeten in zijn “De Nederlanden in Frankrijk” er een drietal bladzijden aan wijdt: “Omwald zeestadje aan de rechteroever van de gekanaliseerde rivier de A”. Ach, er zijn wel meer stadjes “omwald”.
Van waar je ook komt (maar bijna iedereen komt vanuit het binnenland), je rijdt Grevelingen binnen langs een opening in de stadsmuren. Er is geen andere manier, want de stadsmuren zijn nog helemaal intact, rondom rond! Er zijn nog twee stadspoorten overgebleven, maar daar rij je gewoon naast, want veel te klein om er zelfs maar één auto onderdoor te laten rijden. Ik heb er geen idee van hoe Van Overstraeten de vestingen heeft aangetroffen in de jaren ’60, de restauratie ervan is pas gestart in 1980. Het resultaat is alvast verbluffend. Een heel bijzondere manier om de vestingen te bezoeken is van op het water. Bij Vauban Promenades kan je pedalo’s, roeibootjes en elektrische fluisterboten huren om de hele stervormige omwalling rond te varen. Je krijgt zicht op de vestingsmuren, torens, kazematten en andere bastions.
© Michael Depestele
Volgepropt met militair vernuft
Te voet kan je momenteel helaas niet op de muren wandelen, zoals bijvoorbeeld in Ieper, al heb ik het idee dat ook daar plannen rond zijn, zo liet een werf vermoeden. Als je door een paar straten loopt die dicht aansluiten bij de vestigingsmuren, kom je langs indrukwekkende militaire gebouwen zoals een kazerne, een kruitmagazijn, een wapenarsenaal of een waterreservoir. De citerne d’eau kon bijna anderhalf miljoen liter water opslaan en werd gevoed door de daken van een grote kazerne en van de St.-Willibrordkerk. Je loopt nu nog onder de aquaduct door die het regenwater van de kerk naar de citerne brengt.
© Michael Depestele
Van Overstraeten is niet echt onder de indruk van de overvloed aan overblijfselen van de Vauban fortificaties: “G. is volgepropt met bastions, kazernes, munitieopslagplaatsen, gewelfde doorgangen en forten”. Van ’t goeie te veel, lijkt het wel. Ik word eerder omver geblazen door die veelheid, die het kleine stadje een bijzonder geprofileerd imago geeft. Tot zelfs buiten de muren, waar de lagergelegen stukken van de vestingen, tussen de muren en de buitenste, smallere waterster meestal ingenomen werden door sfeervolle volkstuintjes. En het bestuur schijnt dat te beseffen want in de grote metalen platen die liggen rondom de stammen van de bomen op het marktplein, herken je een gestileerde afbeelding van de stervorm van het grondplan van Grevelingen.
© Michael Depestele
Grafiekmuseum
Mijn ouwe gids spendeert uiteraard weer de meeste woorden aan de beschrijving van de kerk en vermeldt ook het classicistische stadhuis en het sobere belfort. Je kan het hem niet kwalijk nemen, want de trots van Gravelines bestaat slechts sinds 1982. Het is Le Musée du dessin et de l’estampe originale. Als vanzelfsprekend is ook dit museum gevestigd in een aantal gebouwen van de vestingen: het kruitmagazijn, de pijlenzaal, een wachtershuis en een kazemat. Het museum richt zich op grafische kunst en stelt die kunst ook op een bijna didactische manier voor in al zijn technische aspecten. In de kelderverdieping van het kruitmagazijn worden de verschillende technieken van gedrukte kunst voorgesteld, telkens met knappe voorbeelden van bekende kunstenaars of kunstenaars van wie op dat moment een tijdelijke tentoonstelling loopt. De andere ruimtes zijn voorbehouden voor tijdelijke tentoonstellingen en het palmares dat de conservator kan voorleggen is indrukwekkend. De catalogi die ze voor elke tentoonstelling maken, zijn interessante boekjes die een goed beeld geven van de hedendaagse grafische kunst. Interessant is ook dat het museum de blik zowel naar het zuiden (Frankrijk) als het noorden (België en Nederland) richt. Tot eind zomer 2019 loopt een tentoonstelling met werk van de Brusselaar Charley Case. Afgelopen lente was Marie-Christine Remmery te gast. Zij is beeldhouwer en graficus én de weduwe van beeldhouwer Jean Roulland, waarover Joost De Geest in het jaarboek De Franse Nederlanden nr 31 schreef. In de tuin die je ook toegang biedt tot de bovenrand van de muren, met mooie vergezichten als beloning, staan enkele erg mooie sculpturen.
Als de gave vestingen van Gravelines een “vaux le détour” maken, dan maakt dit museum er bovenop een “vaux le voyage” van!